Bij een aanhoudende kwaal of ziekte stapt u meestal naar de huisarts. Hij/zij onderzoekt u en misschien krijgt u leefstijladviezen mee naar huis. Vaak verlaat u de spreekkamer met een recept voor de apotheek of met een doorverwijzing naar een medische specialist. De keuze voor een natuurgeneeskundige behandeling is noch voor uzelf noch voor de huisarts een direct voor de hand liggend alternatief. Er is veel onbekendheid rondom het begrip natuurgeneeskunde. Het zou kwakzalverij zijn, onwetenschappelijk, onzinnig, belachelijk en iets voor ‘geitenwollen sokken’.
Om een beeld te krijgen van wat natuurgeneeskunde is, hoe het zich in het westen heeft ontwikkeld en wat de achterliggende filosofieën zijn, volgt hier een reis door de geschiedenis van de natuurgeneeskunde. Het verhaal van de natuurgeneeskunde begint in de prehistorie en loopt door tot in onze tijd. Deze reis laat zien hoe rijk de geschiedenis van de natuurgeneeskunde is: een bron van ervaringen, inzichten, wetenschappen, onderzoeken, filosofieën en ziekteconcepten uit alle mogelijke (hoogstaande) culturen en windstreken.
Natuurgeneeskunde komt voort uit de volksgeneeskunde. In de prehistorische ‘primitieve’ samenlevingen was er sprake van een jacht- en verzamelcultuur. De vrouw verzamelde het materiaal voor de behuizing, bescherming en voeding van haar familieleden. Vanuit haar nauwe verbondenheid met de natuur en het uitproberen van dierlijk- en plantaardig materiaal kreeg ze kennis van de geneeskrachtige werking ervan. Ze verwierf inzicht in wat voedend dan wel giftig voor de mens was. Zo ontstonden de ziekteconcepten sympathieleer, de signatuurleer. De volksgeneeskunde werd doorgegeven van moeder op dochter.
Wanneer in de geschiedenis de jacht- en verzamelcultuur plaatsmaakt voor landbouw en veelteelt komen de verbouwing en het oogst van voedsel onder de verantwoordelijkheid van mannen. Hierdoor komen de vrouwen steeds verder af te staan van de bron van de genezing: de natuur.
Met de leer van Hippocrates wordt de geneeskunde een mannen- aangelegenheid
De Griekse maatschappij van 400 v. Chr. raakte steeds minder ingesteld op de landbouw, en steeds meer op de handel en nijverheid. Vrouwen hadden net als slaven en vreemdelingen geen burgerrechten en waren daarmee ‘handelingsonbekwaam’. Mannen gingen steeds meer afzonderlijke beroepen uitoefenen. In deze tijdgeest leefde de arts en wijsgeer Hippocrates. Hij distantieerde zich van de toen gangbare magische geladenheid van de geneeskunde en nam de ervaringsgerichte methoden als zijn uitgangspunt. Tijdens zijn reizen door Egypte en Mesopotamië waar de geneeskunde door priesters/genezers werd uitgeoefend, deed hij veel kennis op. Ook door de studies die hij maakte van de natuurfilosofen en zijn nauwkeurige observaties van patiënten kwam hij tot andere inzichten dan in die tijd gangbaar waren:
- De gezondheid van de mens hangt nauw samen met de toestand van de vier lichaamssappen.
- Centraal binnen het genezingsproces staat het begrip ‘Physis’, zelfhelende vermogen. Bij de behandeling van de ziekte dient het zelfhelende vermogen ondersteund te worden.
- Er is geen scheiding tussen geest/ziel en lichaam.
Op grond van deze inzichten ontwikkelde hij de humoraalpathologie. Een optimale balans tussen de lichaamsvochten en de reiniging ervan stond hierin centraal.
In de hierop volgende 300 jaar werkten artsen en geleerden in Griekenland, Klein-Azië, Egypte, Syrië en Perzië aan het op schrift stellen van de kennis en inzichten van Hippocrates en andere tijdgenoten over onder andere kruidengeneeskunde, fysiologie en pathologie.
Het Romeinse imperium zorgt voor verdere verspreiding van de natuurgeneeskundige geschriften
Onder het bewind van de Romeinen van 250 v Chr. tot de 400 na Christus, konden artsen in het Romeinse Rijk, ongestoord hun werk en onderzoek blijven doen. Na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk kwam het medische cultuurgoed in het bezit van de Turken. 400 Jaar later viel een groot deel van het Turkse grondgebied onder het rijk van de Islam.
De kloosterorden in Middeleeuwen lieten hun stempel achter op de natuurgeneeskunde
De periode na het uiteenvallen van het West-Romeinse Rijk in de 5e eeuw luidde in Noordwest-Europa de Middeleeuwen in. De Benedictijnenkloosterorde vestigde zich vanuit Italië in verschillende plaatsen in Noordwest Europa. Gaandeweg de eeuwen ontstonden er meer kloosterorden. Naast het bestuderen en overschrijven van het Heilige Schrift en de vele (geneeskundige) wetenschappelijke werken, hielden de ordes zich bezig met ziekenverzorging. Vanuit de Christelijke leer werd men geacht voor zijn naaste te zorgen. Men deed dit vanuit de Caritasgedachte: liefdadigheid zonder een bepaalde beloning te eisen. De ordes beschikten als gevolg van studie van genoemde werken en klinisch onderzoek bij de zieken over een grote kennis op het gebied van de geneeskunde. Kruiden en voedingsmiddelen die onder andere waren meegebracht uit het Middellandse Zeegebied werden in de kloostertuinen gekweekt. In de zgn. officina’s (apotheken) werden hieruit geneesmiddelen bereid. Deze naam officina zien we terug in de Latijnse naam van veel geneeskrachtige kruiden zoals bijvoorbeeld de lavendula officinalis. Zo groeide er in de westerse kloosters een in het Latijn geschreven, middeleeuwse geneeskunde. Tot in de 12e eeuw was dit de gezaghebbende geneeskunde.
De Arabische veroveringen zorgden voor een kruisbestuiving van de westerse en oosterse geneeskunde
De leer van Mohammed heeft de Arabieren in de 8e eeuw verenigd tot een natie met een grote expansieve kracht. In korte tijd veroverden ze een gebied wat zich uitstrekte van India in het oosten, via de Afrikaanse Noordkust tot het Zuid-Franse Poitiers. Het gebied omvatte steden in Syrië, Perzië, Egypte (Alexandrië) en Spanje (Cordoba) waar in universitaire bibliotheken de werken van o.a. Hippocrates werden bestudeerd. Onder de Arabieren met hun tolerante godsdienstpolitiek bekleedden veel joden hoge politieke en culturele ambten en lieten een belangrijke stempel na op de filosofie, geneeskunde en wetenschappen. De werken van de geleerden werden in het Arabisch vertaald en verspreid over het gehele islamitische gebied. Er vond een kruisbestuiving plaats van westerse en oosterse inzichten in de geneeskunde. De astrologie, afkomstig uit het Verre Oosten, werd verder uitgebouwd en medisch toegepast. Ook werden erin het Verre Oosten veel nieuwe geneeskrachtige kruiden en -recepten ontdekt en geïntroduceerd. De hygiëne kreeg, dankzij het belang wat binnen de Islam hieraan wordt gehecht, een plek binnen de geneeskunde.
In de 15e eeuw lukte het de noordelijke Christelijke koninkrijken uiteindelijk na vier eeuwen strijd het laatste stukje Arabische heerschappij Zuid-Spanje, te breken. Zo kreeg men toegang tot het Arabische cultuurgoed wat onder andere in de Universiteitsbibliotheken van Cordoba lag opgeslagen. De Europeanen kwamen in aanraking met een beschaving die in menig opzicht superieur was aan die van henzelf. Er werden onder andere universiteiten gesticht waar de teksten van invloedrijke geleerden uit de Klassieke Oudheid én de Arabische wereld als leerstof beschikbaar kwamen. Artsen/geleerden die van grote invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de westerse natuurgeneeskunde zijn Avicenna, Averroes en Maimonides.
Vanaf de Renaissance verdwijnt de ziel uit de geneeskunde
Na de Middeleeuwen zien we in de 16e eeuw het uit elkaar groeien van religie en filosofie enerzijds en natuurwetenschappen anderzijds. De natuurwetenschap kwam steeds meer op zichzelf te staan. Er was geen andere referentie meer dan het wetenschappelijk onderzoek zelf. Het voordeel was evident: vrijheid van wetenschapsbeoefening. Het ontberen van een voortdurende zelfreflectie had helaas ook een keerzijde waaronder de verwaarlozing van het geestelijke aspect van de mens. Het scheiden van lichaam en ziel had grote gevolgen voor de geneeskunde zoals die tot dan toe gehanteerd werd. Mede onder invloed van het rationalisme, vormgegeven door de filosoof Descartes ontstond er vanaf de 16e eeuw in de geneeskunde een mechanisch mensbeeld. Het lichaam werd voorgesteld als een machine. In deze zelfde tijd ontstond een andere stroming, het empirisme, dat werd vertolkt door de Engelse politicus/filosoof Francis Bacon. Deze leer zag in de ervaring de bron van kennis. Beide leringen legden het fundament voor ontwikkelingen binnen de geneeskunde die in de daarop volgende eeuwen resulteerden in afhankelijkheid van de hulpzoeker en afstandelijkheid tussen hulpgever en hulpzoeker.
Natuurgeneeskunde is werken met lichaam en ziel
Met het verdwijnen van de ziel uit de geneeskunde verdwenen ook de natuurgeneeskundige aspecten. De natuurgeneeskunde volgde haar eigen ontwikkeling en vernieuwingsprocessen. Vooral in het Duitsland van de 17e en 18e eeuw treden een aantal persoonlijkheden in het daglicht wier theorieën als vernieuwend werden gezien binnen de natuurlijke geneeswijzen. Hierbij werd vaak voortgeborduurd op de therapieën die Hippocrates al toepaste. In Duitsland herontdekte en verfijnde Samuel Hahn begin 17e eeuw de watertherapieeën van Hippocrates waardoor de hydrotherapie vaste voet aan de grond kreeg. In de 18e eeuw legde Samuel Hahneman, voortbordurend op gedachten uit de klassieke wereld, de grondslag voor de Homeopathie, waarbij het gelijksoortige met het gelijksoortige wordt genezen. In de 19e eeuw bracht de Hongaarse arts Ignaz von Peczely de topografie van de iris in kaart om het te gebruiken als diagnostisch orgaan in de iriscopie. Begin 20e eeuw ontstaat er in Duitsland op basis van de filosofie van Rudolf Steiner de antroposofie. Hij ziet ziekte als nuttig voor de ontwikkeling van de mens. Een antroposofische therapie is dan ook gericht op het herstel van een verstoord evenwicht, waartoe men gebruik maakt van de in de mens en in natuurlijke middelen aanwezige harmoniserende tendensen.
Natuurgeneeskunde is helend wanneer de mannelijke en vrouwelijke benadering elkaar aanvullen
Sinds de jaren zestig zijn er in onze maatschappij belangrijke ontwikkelingen op gang gekomen, die ook hun invloed op de geneeskunde niet gemist hebben. Mensen zijn mondiger geworden. Vanaf de jaren zestig is er een langzaam ontwakend besef waarneembaar, dat er grenzen zijn aan de ontwikkeling van de geneeskunde. Daarnaast begon het besef te groeien dat gezondheid samenhangt met leefwijze waardoor de gezondheidsvoorlichting en –opvoeding sterk in opkomst is gekomen. Dit gaat gepaard met een groeiende belangstelling voor het ‘natuurlijke’. Men wil zelf invloed uitoefenen op het genezingsproces en stapt daarvoor naar natuurgeneeskundigen met de hoop op begeleiding.
Zoals we in de geschiedenis hebben gezien zijn de belangrijke ontwikkelingen binnen de natuurgeneeskunde sinds de prehistorie geïnitieerd door mannen. Hierdoor is er een overwaardering van mannelijke waarden ontstaan ten koste van vrouwelijke waarden zoals intuïtie en gevoel. De moderne natuurgeneeskunde is in zijn optimale vorm een geneeskunde waarin vrouwelijke waarden staan naast de mannelijke waarden. Op deze manier kan de westerse natuurgeneeskunde door het vinden van een balans tussen het vrouwelijke en het mannelijke evenwicht gezond worden.
Verklarende woordenlijst
AverroësDeze Arabische jurist, arts en godsdienstfilosoof. Averroës genoot al tijdens zijn leven in de islamitische en christelijke wereld grote roem, hoewel zijn leer vaak omstreden was. Zo heeft de afwijzing van zijn verklaring dat inzichten van de filosofie voor het gewone volk in de godsdienst beeldend aangepast zou moeten worden, ertoe geleid dat hij in de Arabische wereld na zijn dood snel in vergetelheid raakte. Ook in het christelijke Europa, zijn geschriften waren begin 13e eeuw in het Latijn en Hebreeuws vertaald en hadden de Europese universiteiten bereikt, stuitte zijn leer op weerstand, doordat hij net zoals zijn grote voorbeeld Aristoteles niet in de onsterfelijkheid van de ziel geloofde. De mens zou het goede moeten doen voor zijn eigen bestwil en zedigheid dan alleen het goede doen en daarop in het hiernamaals pas te worden beoordeeld. Toch werden zijn geschriften over de filosofie van Aristoteles door alle intellectuelen in Europa gelezen en ze waren voor christelijke geleerden tot aan de Renaissance de sleutel tot de leer van de grote filosofen uit de Oudheid.
AvicennaAvicenna leefde in de tiende eeuw in het toenmalige Perzië. Hij was een veelzijdige filosoof die over uiteenlopende onderwerpen heeft geschreven: wiskunde, muziek, metafysica en bovenal over de geneeskunde, wat uiteindelijk ook zijn hoofdtaak zou worden. Zijn belangrijkste bijdrage aan de geneeskunde is zijn ‘Leerdicht der Geneeskunst’ dat later uit het Arabisch in het Latijn vertaald werd onder de naam ‘Çanon Medicinae’. Dit werk was gebaseerd op de geschriften van de Griekse artsen en wijsgeren Hippocrates en Dioskorides en de beroemde Romeinse arts Galenus. Het zou vele eeuwen een standaardwerk blijven aan de medische leerscholen van West Europa. Avicenna heeft systematiek aangebracht in de medische werken die tot dan toe waren verschenen. Hij maakte ze daardoor beter toegankelijk voor nadere studie.
EmpirismeHet empirisme ziet in ervaring de bron van kennis. De filosoof Francis Bacon formuleerde een aantal grondslagen waarop de natuurwetenschap volgens hem gebaseerd moest zijn:
- De natuurwetenschap dient te worden afgescheiden van de theologie.
- Alle kennis berust op onze zintuigen, bijgestaan door instrumenten en door experimenten, waarbij een gerichte vraag wordt gesteld ten aanzien van een concreet, beperkt probleem.
- Via inductie moet men van bijzonderheden tot algemeen geldende wetmatigheden komen.
- Niet alleen positieve uitkomsten, maar ook negatieve resultaten moeten worden verdisconteerd.
- De onderzoeker moet waken voor overhaaste conclusies en voor algemene gevolgtrekkingen op grond van enkele gegevens, en mag niet vooringenomen zijn.
HumoraalpathologieDe ziekteleer van de vier lichaamssappen bloed (sanguis), gele gal (cholos), zwarte gal (melancholos) en slijm (phlegma). Deze sappen hingen samen met de vier temperamenten: sanguinisch, cholerisch, melancholisch en flegmatisch en waren gekoppeld aan respectievelijk de elementen lucht, vuur, aarde en water.
Ziekte werd in deze leer gezien als een disbalans in de sappen onderling, met als mogelijke oorzaken een voeding of leefwijze die niet paste bij het temperament van de persoon, het klimaat, de bodem- en watergesteldheid en erfelijke aanleg. Het principe van genezing berustte op het weer in balans brengen van de verschillende lichaamssappen c.q. temperamenten c.q. elementen. Naast een uitgebreid voedingsadvies kregen de patiënten geneeskrachtige kruiden mee naar huis en gedragsvoorschriften wat betreft beweging, massage en badgewoonten.
NatuurfilosofenDeze filosofen waren de voorlopers van de sofisten en leefden rond de 6e en 5e eeuw voor Chr. in het Ionische deel van Griekenland (Klein-Azië). Ze probeerden de natuur en haar grondbeginselen te doorvorsen. Eén van hen, Empedokles, was de eerste westerse filosoof die de leer der vier-elementen naar voren bracht. Hippocrates greep hierop terug en bouwde deze leer verder uit.
MaimonidesDe in Cordoba geboren joodse arts Maimonides moest halverwege de 12 eeuw met zijn familie naar Marokko vluchten. Later verhuisde hij naar Egypte, waar hij lijfarts van een Sultan en hoofd van de joodse gemeente werd. Zijn literaire geschriften die ook bekend werden in moskeeën en synagogen van Andalusië, hielden zich bezig met de verklaring van Bijbelse en Talmoedische teksten, filosofie, mathematiek, astronomie en geneeskunde. Zijn roem berust op een filosofisch fundament voor het Joodse geloof (de Gids der verdoolde), waarin hij rede tegenover bijgeloof stelt en centrale elementen van het joodse geloof verbindt met de filosofie van Aristoteles uit de Oudheid.
RationalismeWe noemen iemand die bij zijn speurtocht naar kennis zijn eigen geest als uitgangspunt neemt, en al denkend tot bepaalde inzichten komt een rationalist. De filosoof Descartes was een rationalist. Hij zocht naar een beginpunt van waaruit hij een allesomvattende wereld kon opbouwen. Door te beginnen met alles in twijfel te trekken kon hij alles ‘wegdenken’, behalve het twijfelen zelf. Wat overbleef was dus het denken zelf:’Cogito ergo sum’, ‘ik denk, dus ik ben’. Dit inzicht hanteerde hij als maatstaf voor het vinden van andere zekerheden. Deze ’onbetwijfelbare zekere kennis’ vormt de grondslag voor het rationalisme. Het rationalisme gaat er vanuit dat de werkelijkheid alleen vanuit het verstand begrepen kan worden. Descartes is een dualist. De mens bestaat voor hem uit ‘het denkende deel’ en ‘het stof’. Deze twee zaken staan op zich en zijn onafhankelijk van elkaar.
SignatuurleerGaat er vanuit dat de natuur aan kruiden een vorm en kleur heeft gegeven die gelijkenis vertoont met een bepaalde kwaal of een bepaald lichaamsdeel. Specifieke organen worden behandeld met analoge geneesmiddelen. Zo verwijst het gele sap van de Stinkende Gouwe naar de gal en kwalen als geelzucht, orchideeënknollen ter behandeling van aandoeningen van testikels of bonen voor de nieren.
SympathieleerVolgens deze leer bestaat er een nauwe betrekking tussen alle levende wezens en levenloze voorwerpen. Alle mensen, dieren, planten, mineralen en planeten zijn dragers van een levende kracht, die hun vorm en eigenschap bepaalt. Onderling staan ze in nauw verband met elkaar.
Anke Gooskens.